De regering liet de financiële ondersteuning van hen die Nederland wel binnen mochten, geheel over aan particulieren. Verschillende Joodse en niet-Joodse comités werden opgericht om geld voor levensonderhoud bijeen te krijgen. Ook werd hulp geboden bij het aanvragen van verblijfsvergunningen en visa voor doorreis naar elders. Tussen 1933 en 1940 werd voor Joodse vluchtelingen in totaal zo’n zes miljoen gulden bijeengebracht. Na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 en de Kristallnacht in november van dat jaar, nam de stroom vluchtelingen nog meer toe. Op 3 december 1938 werd een nationale collecte gehouden, die bijna een half miljoen gulden opbracht. De regering besefte dat ze iets moest doen en besloot een paar duizend Joden toe te laten. Onder druk van de publieke opinie werden het er zevenduizend. Bij het begin van de bezetting bevonden zich 20.000 legale en een onbekend aantal illegale Joodse vluchtelingen in Nederland.
Kunstenaars uit Duitsland