Overzicht
Tussen de winter van 1941 en de herfst van 1944 hebben meer dan 3 miljoen Europese Joden hun leven verloren in een van de vernietigingskampen van nazi-Duitsland. Naast
de zes grote vernietigingskampen (Auschwitz-Birkenau, Treblinka, Sobibor, Majdanek, Belzec en Chelmno), die onderdeel waren van de "SS-staat" onder
leiding van Heinrich Himmler, hebben er voor en tijdens de oorlog ook nog vele duizenden andere grote en kleinere kampen bestaan: concentratiekampen,
strafkampen, verzamelkampen, werkkampen, interneringskampen, et cetera.
Niet alleen Joden, maar ook krijgsgevangenen, politieke tegenstanders, Sinti en Roma, homoseksuelen, Jehova's Getuigen, "a-socialen", "criminelen", mensen met een handicap en andere "ongewenste elementen" belandden - vaak zonder enige vorm van proces - in de kampen. Alleen al in Duitsland hebben tussen 1933 en 1945 bij benadering 3,5 miljoen mensen enige of langere tijd in een kamp of gevangenis doorgebracht. Inzittenden stierven vaak als gevolg van zware ondervoeding, besmettelijke ziektes, harde dwangarbeid, slechte verzorging en uitputting. Gevangenen die het onmenselijke kampbestaan niet meer aankonden, pleegden suïcide.